Malus domestica Braeburn

Malus domestica ‘Braeburn’ is een populaire en commercieel geteelde appelvariëteit. Hier zijn enkele kenmerken en informatie over deze appelsoort:

Braeburn
Oorsprong:

‘Braeburn’ is oorspronkelijk afkomstig uit Nieuw-Zeeland en is ontstaan uit een zaailing van een ‘Lady Hamilton’ appelboom.

‘Braeburn’-bomen zijn middelgroot tot groot en hebben een spreidende groeiwijze.

De schors is glad en de bladeren zijn donkergroen van kleur.

De appels van ‘Braeburn’ zijn middelgroot tot groot en hebben een karakteristieke combinatie van rode en groene kleuren. Het vruchtvlees is stevig.

Ze hebben een zoete smaak met een lichte zuurheid en een uitgesproken aroma.

De oogsttijd voor ‘Braeburn’ is meestal in het najaar.

‘Braeburn’-appels zijn geschikt voor vers gebruik en worden vaak in salades, desserts

en gebak verwerkt vanwege hun knapperige textuur en aangename smaak.

Deze appelvariëteit heeft goede bewaareigenschappen en kan gedurende een lange periode worden opgeslagen bij koele temperaturen.

Braeburn is een zelfbestuivende appelsoort, maar doet het altijd beter met kruisbestuiving.

Goede soorten voor de bestuiving zijn: Cox’s Orange Pippin, Elstar, Pinova en Topaz.

‘Braeburn’-bomen gedijen goed in gematigde klimaten en hebben volle zon nodig voor optimale groei en vruchtvorming.

Ze prefereren goed doorlatende, vruchtbare bodems.

‘Braeburn’ is wereldwijd een populaire commerciële appelvariëteit en wordt in veel landen geteeld vanwege zijn aantrekkelijke uiterlijk en uitstekende smaak.